Welkom bij het tweede nummer van het jaar. We beginnen met een onderwerp dat tegenwoordig populair is.
Kim Melchior en Colin van der Heiden schrijven over metacognitieve
verschijnselen en metacognitieve therapie bij de gegeneraliseerde angststoornis. De tweede auteur is
hierop onlangs gepromoveerd. Onze felicitaties herhalen wij hier graag. Met de kern van het artikel kunnen
wij het zonder meer eens zijn. Je moet in de behandeling niet alleen aandacht schenken aan de inhoud van
het piekeren, maar ook aan de opvattingen over het piekeren. Maar bij de formulering van de theoretische
achtergrond houden wij bedenkingen. Het piekeren zou volgens de auteurs bekrachtigd worden als je na
piekeren successen boekt. Als je slaagt voor een examen denk je: ‘ah dat komt door mijn piekeren, goed
zo’. Maar als je nou zakt? Of als er niets gebeurt, je slaapt alleen maar slecht, je wordt moe, je voelt
je rottig. In al die gevallen is het piekeren zelfs volgens de uitleg van de auteurs bepaald niet
bekrachtigend te noemen. Of zouden de echte piekeraars dan alleen maar denken: ik heb niet genoeg
gepiekerd.
Hendrik Van Eeghem vindt de gewone gedragstherapie, gericht op assertiviteitsvergroting,
maar niks. Tenminste, als het gaat om serieuze klachten; als de cliënt niet zomaar een beetje
subassertief/sociaal angstig is, maar last heeft van een ontwijkende persoonlijkheid. In dat geval haalt
assertiviteitstraining niets uit, aldus Van Eeghem. We zouden dan beter de schemagerichte aanpak van Young
c.s. in stelling kunnen brengen. Vergist u zich niet in mijn ietwat luchtige toon. Het is een interessant
artikel en geeft duidelijk weer hoe de schemagerichte aanpak gebruikt kan worden.
We vervolgen het nummer met een forse voorpublicatie van een hoofdstuk uit een nieuw boek Protocollaire behandelingen voor volwassenen met psychische klachten. Het boek komt in het najaar
uit bij Boom en staat onder redactie van Keijsers, Van Minnen en Hoogduin. Het hoofdstuk dat wij hier
opnemen is afkomstig van Rianne de Kleine, Kees Hoogduin en Agnes van
Minnen. Het beschrijft een protocol voor motorische conversiestoornis, waarin hypnose een mooie
plek heeft.
Rosa Schoen en Jan Derksen hebben veel moeite gedaan om een groot
aantal tests, die psychisch functioneren in kaart brengen, op een rij te zetten en op hun bruikbaarheid te
beoordelen. Een nuttig karwei dat niet gemakkelijk moet zijn geweest. Zij zijn soms ietwat cryptisch in
hun beschrijving en in de argumentatie van hun beoordeling, maar het zal u waarschijnlijk op ideeën
brengen en niets hoeft u er dan van te weerhouden om van een test die u lijkt te bevallen, de echte
handleiding ter hand te nemen.
We eindigen met een notitie van Kees Hoogduin. Die gaat over Albert Willem van
Renterghem. In het bijzonder over twee casussen van deze arts-psychotherapeut waarin hij tics behandelde
met exposure en responspreventie. Mocht u denken: ‘nou en?’ Denk er dan ook even aan dat deze man leefde
van 1846-1939.