Welkom bij het vierde nummer van het jaar 2011.
Dit nummer bevat bijdragen die voor sommigen van u controversieel kunnen zijn. Dat geldt bijvoorbeeld voor het eerste artikel van Jan Houtveen, Hellen Hornsveld, Jan van Trier, Maarten Koller en Lorenz van Doornen. Zij onderzochten de werking van hartcoherentietraining. De aanhangers van deze methode geven meestal hoog op over de effecten ervan op stemming en gespannenheid. De auteurs van de hier gepresenteerde studies zijn minder positief. In hun studies zijn de effecten in vergelijking met een placeboconditie niet bepaald groot, terwijl een mindfulnesstraining grotere effecten blijkt te hebben. De aanhangers daarvan kunnen dus weer wel blij zijn. Ik wil u enigszins waarschuwen: het onderzoek is uitgevoerd door mensen die alles afweten van de fysiologische variabelen die hier een rol spelen en zij hebben de moeite genomen de lezer in dat opzicht goed in te voeren. Het is dus geen gemakkelijke kost. Maar dat wilt u ook vast niet.
Martin Appelo geldt al enige jaren als de goeroe van het socratisch motiveren. Hij schrijft er mooi over en geeft prachtige workshops en lezingen. Hij houdt niet van het trekken aan een dood paard; hij zal cliënten echt niet proberen te overtuigen om iets te ondernemen als ze daar geen zin in hebben. Dat is verstandig. De beschreven aanpak zorgt ervoor dat de therapeut er vrede mee heeft als cliënten, die niets willen, niet verdergaan met de behandeling; dat zijzelf ontdekken dat de therapeut niets voor hen kan doen. Dit gebeurt in een plezierige coöperatieve stemming, waardoor therapeuten opgewekt hun werk kunnen doen. Toch kan het voor sommigen onder u controversieel zijn als een therapeut in zijn socratische ijver zover gaat dat hij destructieve neigingen van een cliënt ten opzichte van een partner lijkt te accepteren als zijnde normaal en oké.
In het algemeen gaat men ervan uit dat cliënten gebaat zijn bij empathische therapeuten en dat een goede therapeut-cliëntrelatie van het grootste belang is. Lotte Hendriks, Rianne de Kleine, Mirjam van Rees en Agnes van Minnen vinden dat niet als het gaat om ernstig getraumatiseerde cliënten. Zij beargumenteren dat een grote mate van empathie en bezorgdheid eerder belemmerend dan positief werkt in gevallen waarin je cliënten juist bij de nare les moet houden; je niet door al te veel begrip moet laten afleiden van de pijnlijke exposure. Ook hier hebben we met iets controversieels te maken. De bijdrage is belangwekkend omdat deze afrekent met de altijd maar glimlachende, begripsvolle therapeut. De auteurs gaan nog een stapje verder. Om geen al te sterke relatie tussen therapeut en cliënt te krijgen laten zij de therapeuten steeds wisselen. Alleen al uit praktische overwegingen kan dit heel goed zijn. Het afleren van empathie begrijp ik echter niet helemaal. Alsof een therapeut niet op een begripsvolle, niet-afleidende manier empathisch kan zijn en zich tegelijkertijd toch kan houden aan het moeilijke protocol van exposure van de meest pijnlijke beelden. De geschiedenis heeft hiervan mooie voorbeelden. Hoe u er ook over denkt, dit is een belangrijk en stimulerend artikel.
David van den Berg en Mark van der Gaag constateren dat veel mensen met een psychotische stoornis ook leiden aan verschijnselen van een posttraumatische stressstoornis. In de dagelijkse praktijk worden de door psychische trauma’s veroorzaakte verschijnselen niet behandeld. Dat is jammer en doet deze cliënten geen recht. In hun artikel beschrijven zij een man die in zijn jeugd door zijn vader ernstig is mishandeld en daarna vele jaren voor psychosen in behandeling is. De symptomen van PTSS, zoals angsten en nachtmerries, waren nooit rechtstreeks onderwerp van behandeling. Deze cliënt maakt deel uit van een pilotstudy waarin hij nu met EMDR voor de traumaverschijnselen wordt behandeld. We eindigen met een commentaar van Kees Hoogduin op het boek ROM in de ggz, en een bespreking van het boek Geïntegreerde behandeling van dubbele diagnose van Mueser, Noordsy, Drake & Fox door Maurits Verster.