Voor u ligt het vierde nummer van Dth in 2012. Met zoals u gewend bent afwisselende bijdragen. Richard Vuijk start dit nummer. In zijn bijdrage belicht hij hoe volwassen cliënten met een autismespectrumstoornis geholpen kunnen worden als de therapeut gebruikmaakt van directieve principes. Een mooi voorbeeld van hoe de directieve therapie nog steeds van waarde is in het nadenken over en het opstellen van behandelinterventies. Dat het meer is dan alleen maar gedachten, maakt hij duidelijk door steeds heldere voorbeelden van hoe het kan te geven.
Willemijn Scholten schrijft over een terugvalpreventie-interventie die terugval na een behandeling voor een angststoornis kan voorkomen. Deze interventie is momenteel onderwerp van effectonderzoek. Voordat de resultaten bekend zijn, kan aan de hand van een casus wel duidelijk gemaakt worden hoe deze interventie werkt. We kunnen er dus nu al ons voordeel mee doen. Maar we zijn uiteraard ook geïnteresseerd in de uitkomsten van het onderzoek. Te zijner tijd.
Dat het sommige mensen lukt om van hun hobby hun werk te maken laten Anneke Hol en Steven Meijer zien. Maar wat ze eigenlijk willen laten zien in hun casus, is hoe exposure volgens de meest recente inzichten vormgegeven kan worden. Er is veel ondersteuning voor de verklaring van het werkingsmechanisme van exposure door middel van het falsifiëren van verwachtingen. Ze willen graag laten zien hoe dergelijke theoretische inzichten in praktische zin een behandeling sturing geven.
Deze aflevering van Dth staat bol van de casussen, zo ook de bijdrage van Martin Appelo. Wanneer de behandeling niet aanslaat, dan biedt hij uitkomst met een methode voor inter- of supervisie. Heel gestructureerd en stapsgewijs. Mooi beschreven en handig. In plaats van een protocol voor het probleem van de cliënt, een protocol voor het probleem van de therapeut, namelijk een vastlopende behandeling. Of Martin het een protocol vindt?
In nummer 3 van dit jaar introduceerde Colin van der Heiden de nieuwe rubriek Kort en Bondig. Hierin wordt kort een wetenschappelijk onderzoek samengevat en stilgestaan bij wat de resultaten ervan betekenen voor de praktijk. Dit keer treft u in deze rubriek twee bijdragen aan. Een van Arnold van Emmerik waarin duidelijk wordt gemaakt dat persoonlijkheidskenmerken geen reden zijn om cliënten met een posttraumatische stressstoornis behandeling te onthouden. En een van Rianne de Kleine en Agnes van Minnen die de belofte van een leerpil in het versterken van de uitkomst van exposurebehandeling bij posttraumatische stressstoornis beschrijven. Onderzoek laat dus maar weer eens zien dat het er goed uitziet wat betreft de behandelmogelijkheden van cliënten met PTSS.
In dit nummer wederom twee columns. De nieuwe rubrieken doen het goed. Colin van der Heiden schrijft over nieuwe wijn in oude zakken, die in de afdronk wel eens zuur zou kunnen uitpakken voor de professie van hulpverleners. Ook Michel Reinders uit zijn zorg over onze professie, maar geeft tips die de profilering van ons beroep juist kunnen versterken. Daarin uit hij zich wel politiek heel correct in zijn aansluiting bij economisch klimaat en tijd van bezuinigingen. Heeft hij zijn plaats in de nog redelijk verse regering gemist?
Tot slot een tweetal boekrecensies. Nog een keer Michel Reinders, maar nu met zijn mening over een boek dat een methode beschrijft hoe pijn te verdragen. En Bruno Hillewaere over een boek dat het werk van Andolfi, een systeemtherapeut, met adolescenten beschrijft.
Ik wens u bij het lezen van dit nummer onverwachte doorzichten en veel leesplezier.
Marc Verbraak
Hoofdredacteur