Als u dit leest, bent u begonnen in het derde nummer van Dth in 2014. Na een stevig themanummer over obesitas is het nu weer tijd voor een reguliere uitgave. Een uitgave met zoals u gewend bent een keur aan afwisselende bijdragen.
We beginnen met een casusbeschrijving en toelichting daarop van Janneke Ferwerda en Mark van der Gaag. Het gaat over een traumabehandeling van een man met PTSS en auditief-verbale hallucinaties. Zonder allerlei stabiliserende technieken vooraf wordt EMDR toegepast, waar er in de klinische praktijk vaak voor wordt gekozen om de PTSS niet te behandelen uit angst de psychotische klachten te verergeren. Deze casus laat zien dat van dat laatste geen sprake hoeft te zijn. Sterker nog: naast de PTSS-klachten verdwijnen ook de auditieve hallucinaties. Dat is in lijn met wat er in recent onderzoek ook al werd aangetoond. De praktijk wijkt hier niet af van het wetenschappelijke onderzoek.
De volgende bijdrage is van de hand van Richard Vuijk. Berichtte hij in het vierde nummer van Dth in 2012 nog over de vormgeving van directieve therapie voor volwassenen met autismespectrumstoornissen, nu vindt hij het tijd zijn licht te laten schijnen over ADHD. Na een uiteenzetting van de behandelingsmethoden die beschikbaar zijn voor volwassenen met ADHD zet hij een directieftherapeutisch perspectief op een ADHD-behandeling uiteen. Een alternatief wanneer een effectieve behandeling met medicatie of cognitieve gedragstherapie niet tot de mogelijkheden behoort. Een alternatief dat veel aandacht besteedt aan het op constructieve wijze bejegenen van de cliënt met ADHD. Daar houden directief therapeuten van.
Maar de bijdrage van Vuijk is niet de enige die een visie wil uitdragen aan de lezer. Ook de volgende wil dat doen. Wiebren Markus, Cindy de Kruijk, Gerdien de Weert-van Oene, Eni Becker en Cor de Jong breken een lans voor geïntegreerd behandelen van patiënten die naast hun verslaving ook last hebben van een PTSS. Hun boodschap is om niet te wachten met het behandelen van de PTSS bij deze groep patiënten totdat ze van hun verslaving af zijn. Op basis van literatuur, enig onderzoek, klinische ervaringen, en geïllustreerd aan de hand van casusbeschrijvingen, durven ze zelfs zover te gaan om voorstellen te doen voor richtlijnen en aanbevelingen voor de praktijk. Ze moedigen u als lezer aan met deze patiëntenpopulatie net zo doordacht en doortastend als zij te werk te gaan.
Na zoveel visie wordt het tijd voor een artikel dat een wetenschappelijk onderzoek beschrijft. Minder spannend misschien, maar wel nuttig. Marc Verbraak, Willemien Dijkgraaf-Hartland, Carien Brals en Maarten van Dijk stellen de veronderstelling aan de kaak dat het behandelresultaat van patiënten met comorbide persoonlijkheidsproblematiek gemedieerd wordt door interactieproblemen. Zij vinden geen ondersteuning voor deze veronderstelling. Interactieproblemen komen in behandelingen uiteraard voor, maken behandelen moeilijker, maar er gaat lang niet altijd persoonlijkheidsproblematiek van de cliënt onder schuil. Bij interactieproblemen wordt te makkelijk naar de cliënt gekeken. Maar naar onszelf kijken kan ook geen kwaad. Interactie komt immers van minimaal twee kanten.
Mark van der Gaag vraagt zich in een column over de nieuwe DSM-5 af of dit de laatste DSM gaat zijn. Laten we zeggen dat hij zich, zoals dat mag in een column, kritisch uit over de DSM-5. Wat betreft Mark wordt het tijd voor echt iets nieuws en is dit dus de laatste versie van de DSM. Ik ben benieuwd wat u als lezer hiervan vindt. Misschien reden voor wat commentaar?
Tot slot een drietal boekbesprekingen. Gerard Lohuis geeft zijn mening over het boek Transgenderzorg, Tom Kuipers over Teamleiderschap als ambacht en Frank Kortmann over Levensverhalen en psychotrauma.
Ik zou maar weer zeggen, ga het allemaal lezen! En beleef veel plezier, maar ook nieuwe inzichten aan de afwisselende bijdragen in dit nummer. Maar niet voordat ik, mede namens de rest van de redactie, op deze plek nog even Eni Becker heb bedankt voor haar werk binnen de redactie. Eni heeft besloten ons te gaan verlaten. Dat vinden we jammer. Maar we begrijpen het wel: druk, druk, druk. U kent dat wel.
Marc Verbraak
Hoofdredacteur