DT-14-1-62.pdf 535.30 KB 391 downloads
MPS en het ‘wacht maar tot je zelf moeder bent’–argument ...In Directieve Therapie van augustus 1993 stond een recensie van het boek Trauma, dissociatie en hypnose van Van der Hart et al. (1991) door Else de Haan. De reactie van Van der Hart in hetzelfde nummer op deze mij erg aansprekende recensie is een voorbeeld van, wat ik wil noemen, het ‘wacht maar tot jezelf moeder bent’ argument.
Dit argument is regelmatig te beluisteren tijdens conflicten tussen ouders en hun (oudere) kinderen. De gedachte achter dit argument lijkt te zijn dat het het betreffende kind vanzelf duidelijk zal worden dat moeder toch gelijk heeft wanneer ze zelf moeder zal zijn. Zolang het kind nog geen moeder is zal het niet mogelijk zijn haar te overtuigen van het gelijk van moeder, zodat van het kind wordt verwacht (geëist) dat ze zwijgt tot ze weet waarover ze praat.
Eenzelfde situatie doet zich, naar mijn indruk, ook voor bij de discussie tussen MPS–therapeuten en sceptici. Niet zelden hoor ik: wacht maar tot jezelf een patiënt met MPS hebt gezien (of hebt behandeld). Impliciet wordt hiermee gezegd dat aan het oordeel van sceptici weinig waarde hoeft te worden gehecht zolang zij nog niet zijn gaan ‘geloven’ in het verschijnsel MPS.
Ik ‘was’ zo’n scepticus tot ik mijn eerste ‘ MPS’ tegenkwam. Pas later, dat wil zeggen nadat ik de behandeling moest staken door het aanvaarden van een andere baan, werd mij duidelijk welke consequenties deze ontmoeting heeft gehad. Vanaf het moment dat de diagnose MPS was gesteld (de DSM–III–R leek voor haar geschreven) maakte ik een merkwaardige metamorfose mee. Voor ik het wist sprak ook ik over ‘alters’, sprak ik verschillende ‘persoonlijkheden’ aan met verschillende namen en ‘beloonde’ ik de patiënte wanneer zij een schatting deed van de ‘geboortedatum’ en functie van een alter. Nu ik hierop terugkijk verbaas ik mezelf steeds weer; ik was toch iemand die sceptisch stond tegenover het verschijnsel MPS , of toch niet?
Nu, een aantal maanden na het laatste contact met de patiënte heb ik pas echt oog gekregen voor de wijze waarop zij elke twijfel bij mij afstrafte met de vraag: ‘Of geloof je niet dat ik een MPS ben?’ Ik heb sterk de indruk dat vanaf het moment dat de patiënte en ik ons hadden gecommitteerd aan de diagnose MPS mijn kritisch vermogen in een toestand van permanente dissociatie raakte. Of ditzelfde gold voor de patiënte laat ik hier maar in het midden.
Ook buiten het therapeutisch contact met de patiënte ontstand er een merkwaardige situatie. Wanneer ik sprak over ‘mijn MPS ’ werd ik meestal betekenisvol door collega’s toegelachen: ‘Zie je wel, ze bestaan toch’ leken ze te denken. Vanaf dat moment strandden pogingen tot kritische vragen rond MPS in een wat lacherige sfeer en ging ik weer door met het tekenen van stroomdiagrammen waarin alle alters (het aantal was inmiddels gegroeid van 8 naar 36 en het einde leek nog niet in zicht) een plaats konden krijgen.
Maar zoals gezegd, de behandeling is inmiddels in handen van een collega die ‘zeker mogelijkheden’ zag voor deze patiënte. En eerlijk is eerlijk, ik was opgelucht.
Na het lezen van Multiple personality, an exercise in deception van R. A. Morris (1989) ben ik erin geslaagd mij los te maken uit, wat ik zou willen noemen, het web van MPS–communicatie waarin een betrekkelijk argeloze therapeut als ik ongemerkt in verzeild kan raken. Nu ikzelf ‘moeder’ ben (geweest) moet ik, in retrospectief, zeggen dat het ‘wacht maar tot jezelf moeder bent’ argument, ook bij de discussies over MPS, even effectief als onterecht is. Ik heb de indruk dat een afgewogen mening over MPS bijna onmogelijk is wanneer je bent verzeild geraakt in de behandeling ervan.
Tot slot. Heb ik (veel) verstand van MPS? Nee, dat heb ik niet. Heb ik voldoende ervaring met MPS? Ik denk van niet. Kan ik dan toch iets zeggen over MPS? Ik weet het niet zeker. Wat ik wel zeker weet is dat wanneer ik een patiënte tegenkom die aan de criteria voor MPS voldoet, ik haar (of hem) zo snel mogelijk zal doorverwijzen. Dat lijkt me beter voor de patiënte, maar zeker ook voor mij.