DT-14-1-71.pdf 539.57 KB 288 downloads
Reactie op ‘De taxatie en behandeling van seksuele problemen’ ...Een genuanceerd en uitgebreid overzicht op theoretisch en praktisch niveau geeft A. Lange in zijn artikel ‘De taxatie en behandeling van seksuele prblemen’. Er is echter een praktische en vooral ook theoretische kwestie met verreikende consequenties, die ik in het artikel mis.
Het betreft de uitwerking van het begrip seksueel verlangen . Toen tien jaar geleden de eerste mannen bij ons (de Rutgersstichting) aanklopten met het probleem ‘geen zin’, was dat een historisch moment. Seksuele problemen van mannen werden nu niet alleen meer gezien als een dysfunctie (‘het apparaat werkt niet meer’) maar als een probleem in de emotionele beleving.
In de anamnese van A. Lange mis ik de essentiële vraag naar de motivatie van het seksueel verlangen. Volgens Fisher (1973) zijn er wel tachtig verschillende redenen waarom mensen seks kunnen willen. Deze vraag kan niet alleen het hele aanzien van een therapie veranderen, maar hopelijk wordt uit het volgende summiere verhaal duidelijk, dat deze vraag ook een brugfunctie kan vervullen bij de soms zo diep lijkende kloof tussen het mannelijk en vrouwelijk verlangen. De vraag: ‘Waarom wil je seks, waar verlang je precies naar?’ laat cliënten soms voor het eerst van hun leven nadenken over iets wat ‘natuurlijk’ en vanzelfsprekend lijkt en waar geen invloed op mogelijk lijkt. Zeker wanneer na het eerste antwoord: ‘Natuurlijk omdat ik het lekker vind’, doorgevraagd wordt. Mensen blijken seksualiteit vaak te gebruiken voor iets dat wellicht handiger of adequater op een andere wijze bereikt kan worden en als zodanig zou kunnen worden aangeleerd.
Niet alleen praktisch maar vooral ook theoretisch is het concept ‘seksueel verlangen’ zeer interessant en opent een revolutionair perspectief op haar psychologische dimensies. De toekenning van het predicaat ‘seksueel’ aan onze plezierige opwinding is vaak een kwestie van interpretatie (Dekker, 1989). In het diffuse begrip ‘seksualiteit’ zou onderscheid gemaakt moeten worden tussen seksuele en niet–seksuele lijfelijke basisbehoeften (streling als omlijning van de identiteit; lijfelijke backing; grensoverschrijding en transcendentie [Bataille, 1957]). Fairbarn (1952) zegt dat de libido niet zozeer lust– als wel objectzoekend is, omdat we in seksualiteit vooral contact zoeken met een andere mens. Schmidt (1974) opent een verrassende kijk op de oorsprong van onze opwinding door te stellen dat het wel eens zo zou kunnen zijn dat we niet een ander willen omdat we seksueel opgewonden zijn, maar dat we ons seksueel opwinden omdat we graag contact willen met een ander. Winnicot (1965) zegt daarover dat de opwinding soms te snel geproduceerd wordt omdat het alleenzijn en de afwezigheid van een (seksuele) impuls angst kunnen oproepen en het object als het ware te snel gezocht wordt en er niet gewacht wordt. Nelson (1992) schreef een mooi artikel over het belang van dit wachten met name voor mannen. Sommeling (1992a) beschrijft hoe deze combinatie van een focus vanuit de objectrelatie–theorie met een zeer seksuologisch perspectief nieuwe therapeutische mogelijkheden biedt met name ter behandeling van het verschil in seksueel verlangen tussen partners, hetgeen ook volgens A. Lange het meest voorkomende seksuele probleem is in onze dagen.
Referenties
Bataille, G. (1957). L’Erotisme. Parijs: Minuit.
Dekker, J. (1989). Willekeurige beïnvloeding van seksuele opwinding. Tijdschrift voor Seksuologie, 13, 169–177.
Fairbarn, W. (1952). Psychoanalytic studies of the personality. Boston: Routledge and Kegan Paul.
Fisher, S. (1973). Female orgasm. Fysiology and fantasy . New York: Basic Books.
Nelson, J. (1992). De seksuele en spirituele belevingswereld van de man. Tijdschrift voor Seksuologie, 16, 1–10.
Schmidt, G. (1974). Sexuele Motivation und Kontrolle. Sexual Medizin, 3, 60–65.
Sommeling, L. (1992a). Vormgeving van het mannelijk seksueel verlangen. Tijdschrift voor Seksuologie, 16, 174–183.
Sommeling L. (1992b). Sexpertise, een seksuologisch computerprogramma. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid, 6, 676–685.
Winnicot, D. (1965). The maturational processes and the facilitating environnement. Londen: Hogarth Press.