Elinor Burkett en Frank Bruni, A gospel of shame: Children, sexual abuse and the Catholic church. New York: Viking, 1993. 292 p.
In recente jaren is katholiek Amerika opgeschrikt door de zaak Porter: de priester James Porter werd ervan beschuldigd in de jaren zeventig in diverse parochies grote aantallen kinderen, jongens en meisjes, te hebben misbruikt. Indertijd hadden diverse kinderen en hun ouders dit misbruik bij de plaatselijke kerkelijke autoriteiten gemeld, hadden enkele collega’s van Porter hem op heterdaad betrapt, maar steeds was zijn wangedrag in de doofpot gestopt. Porter werd wel enkele malen overgeplaatst naar een andere parochie, steeds zonder dat men daar wist welke risico’s men met hem liep. In de loop der jaren hebben de meeste slachtoffers hun mond gehouden, onder meer uit angst en schaamte over wat hun werd aangedaan. Sommigen hadden er zelfs lange tijd geen weet meer van: bij hen was er totale amnesie voor het misbruik, die opgeheven werd door toevallige omstandigheden die op de een of andere manier een overeenkomst van dat trauma vertoonden. Voor zover bekend hadden allen er grote geestelijke schade aan overgehouden: depressies, suïcidaliteit, eenzaamheid, huwelijksproblemen, seksuele moeilijkheden, verslavingen, enzovoort. In A gospel of shame wordt verslag uitgebracht van het seksuele roofdiergedrag van Porter en consorten; de betekenis van dergelijk verraad voor de kinderen die aan hun zorg waren toevertrouwd en voor de ouders van deze kinderen; het streven van de kerkelijke autoriteiten steeds opnieuw de feiten te verdoezelen of te ontkennen; hun verzet om met de politie samen te werken wanneer aangifte was gedaan; hun neiging de slachtoffers, voor wie erkenning van wat hun was aangedaan, te intimideren en het zwijgen op te leggen; de volslagen inadequate hulp die de kerk soms zelf aan de daders bood en de naïeve neiging binnen de kerk de daders op hun woord te geloven dat ze ‘het nooit meer zullen doen’; de veelvoorkomende neiging van politie en justitie om daders die priester zijn de hand boven het hoofd te houden; en de neiging van vele collega–priesters en parochiegenoten om de slachtoffers en hun ouders – de boodschappers van het slechte nieuws – uit te stoten. De vele voorbeelden in dit boek illustreren op grote schaal een patroon van ontkenning en uitstoting van de slachtoffers, dat we op kleinere schaal ook kunnen herkennen in tal van gezinnen of families waarin kinderen seksueel misbruikt zijn. Welk een bevoorrechte positie molesterende priesters in de Amerikaanse rechtspraak hadden, blijkt uit de cijfers over 1988 over 190 veroordelingen van geestelijken die kinderen hadden misbruikt. De gemiddelde protestanse predikant ging voor 11.5 jaar de gevangenis in, en de gemiddelde katholieke priester voor 3.6 jaar. In juli 1989 gaf een rechter te Phoenix, Arizona, een priesters wegens misbruik van drie kinderen (deze man bekende overigens misbruik van minstens vijftien kinderen) een jaar gevangenisstraf en een levenslange proeftijd. Een jaar eerder was een andere man voor misbruik van een van deze kinderen tot twaalf jaar (zonder mogelijkheid tot voortijdige vrijlating) veroordeeld. Twee weken na de veroordeling van deze priester kreeg een man voor misbruik van één kind 120 jaar gevangenisstraf. Dit lijkt een bijzondere variant van klassejustitie.
De auteurs staan uitvoerig stil bij de factoren die ertoe bijdragen dat er kennelijk op grote schaal in de katholieke kerk, althans in de Verenigde Staten, sprake is van seksueel misbruik van kinderen door priesters. Ze wijzen daarbij op het feit dat de kerk als gesloten, hiërarchisch, autoritair en patriarchaal systeem, dat geheimhouding hoog in het vaandel heeft staan en dat nauwelijks verantwoording naar buiten hoeft af te leggen, per definitie een broedplaats voor dit soort misdaden is. Ze laten zien hoe priesters in diverse conservatieve milieus op handen gedragen worden en als directe vertegenwoordigers van God geen kwaad kunnen doen. Zoiets is voor degenen onder hen die niet deugen een vrijbrief voor corruptie en misbruik. Ze wijzen ook op de eenzaamheid van tal van priesters, die eenvoudig buiten het gewone leven staan. Ze uiten forse kritiek op de in hun ogen absurde regel van het celibaat. Aan de hand van diverse voorbeelden laten ze zien dat tal van daders als jongeren hun priesteropleiding zijn begonnen met de ontdekking en onderdrukking van hun seksualiteit. Ze halen deskundigen aan die menen dat veel van deze mannen zijn blijven steken in een kinderlijk niveau van hun psychoseksuele ontwikkeling.
Schuilt de preventie van seksueel misbruik van kinderen door priesters dan in het opheffen van het celibaat, dat in de ogen van de auteurs rampzalige middeleeuwse overblijfsel van kerkelijk machtsmisbruik? Volgens Dr. Richard McBrien, voormalig hoofd van de theologische faculteit van Notre Dame Universiteit, wel. ‘Verplicht celibaat heeft tot gevolg dat het heel wat gezonde mannen die tot het priesterschap zijn geroepen uitsluit. Het heeft tot gevolg dat het heel wat ongezonde mannen aantrekt in het systeem. Het celibataire priesterschap is een magneet voor mensen die in psychisch, en vooral in seksueel opzicht gestoord zijn’ (p.229). De auteurs vermoeden zelf dat het priesterschap na het opheffen van het verplichte celibaat nog steeds mannen met een gestoorde seksualiteit zou aantrekken. Maar, zo zeggen ze, dit is een academisch vraagstuk, want zo’n revolutie valt binnen de kerk niet te verwachten.
De kerk is lange tijd bij machte geweest om klachten over seksueel misbruik van kinderen door priesters in de doofpot te stoppen. Sinds enkele jaren, met name sedert de zaak Father Porter aan het rollen is gegaan en de toenemende publiciteit over tal van andere gevallen, is dat steeds moeilijker geworden. De kerk moge een log lichaam zijn dat met betrekking tot veranderingen meer in eeuwen dan in jaren denkt, de recente stortvloed van publikaties over molesterende priesters en het ontstaan van pressiegroepen van slachtoffers hebben haar, althans in Amerika, gedwongen tot erkenning van dit probleem en het nemen van passender acties. Dat zij daarmee te lang gewacht heeft, is in Amerika op diverse manieren te merken, waaronder een toenemend aantal ouders dat hun kinderen niet meer aan hun priester toevertrouwt.
De auteurs van dit uitstekend geschreven boek zijn journalisten wier werk herhaaldelijk bekroond is. Het feit dat Elinor Burkett, de eerste auteur, voordien hoogleraar geschiedenis is geweest, zal er zeker aan bijgedragen hebben dat dit boek ook inhoudelijk op een hoog peil staat. A gospel of shame gaat in wezen over het misbruik van vertrouwen, de ontkenning van dit misbruik door de omgeving, en de gevolgen van beide voor de slachtoffers. Hierdoor is dit boek ook zo leerzaam voor therapeuten die met misbruik en de gevolgen daarvan in gezinnen en verwante groepen te maken krijgen.