Jaargang 15 (1995)
Nummer: 3
Artikel: 270

Icoon

DT-15-3-270.pdf 537.47 KB 366 downloads

Dwalingen en dwaasheden ...

Petr Skrabanek en James McCormick (1993).
Dwalingen en dwaasheden in de geneeskunde. Nijmegen:
SUN. 158 blz. (Oorspronkelijke titel:
Follies en fallacies in medicine . 1989/1992.)

Geneeskunde en wetenschap zijn decennia geleden met elkaar getrouwd. Hun huwelijk was een ‘moetje’. Dat hun verbintenis vrucht afwerpt staat wel vast. Geen sterveling is in staat om de stroom van medisch–wetenschappelijke publikaties bij te houden, laat staan om al deze informatie op haar wetenschappelijke merites te beoordelen. Daarnaast wordt de gemiddelde medicus er niet in getraind het geneeskundig handelen kritisch te beschouwen. De geneeskunde die onderwezen wordt heeft bovenal het karakter van een religie waarin de arts de pastor is. Zijn patiënten–parochianen leveren voldoende materiaal om deze visie te bevestigen. Slechts een enkeling waagt zich aan een beschouwing van het fundament van de medische dogma’s. Hun verbazing over de zwakte van dit fundament wordt hun zeker niet in dank afgenomen en bezorgde hun de Geuzen–naam: ‘De Vreselijke Nee–zeggers’.

Petr Skrabanek en James McCormick zijn inderdaad twee vreselijke nee–zeggers. ‘Wij lijden aan scepticemie; een ongewone algemene stoornis van lage besmettelijkheid, waartegen de medische opleiding waarschijnlijk een levenslange immuniteit biedt.’ Skrabanek overleed onlangs. McCormick herdacht hem op het
NHG–congres eind november voor dertienhonderd huisartsen met het projecteren van een portretfoto en de woorden: ‘Dit was Petr.’

In hun boek
Dwalingen en dwaasheden in de geneeskunde hanteren de auteurs op vaardige wijze de snoeischaar in het woud van de medisch–wetenschappelijke dogma’s, redeneringen, beweringen en leringen. Hun bedoeling is dat het bos tot grotere bloei komt door het wegsnijden van vele valse scheuten en dood hout. Alleen de struik der alternatieve geneeswijzen wordt met wortel en tak uitgegraven.

In hoofdstuk 1 wordt de placebo onder de loep genomen, de machtige stille bondgenoot van de geneeskunde die stelselmatig wordt doodgezwegen opdat de dokter zelf met de eer kan strijken. Een ware les in bescheidenheid die in de leerboeken met een halve bladzijde genoegen moet nemen. Het is natuurlijk ook nauwelijks acceptabel dat een deel van het medisch succes op dezelfde gronden tot stand komt als het succes van de kwakzalver–om–de–hoek.

Hoofdstuk 2 heeft als titel ‘Een handvol drogredenen’. Hierin wordt een aantal verkeerde redeneringen en ondeugdelijke argumentaties opgesomd die niet snel herkend worden, maar die onopzettelijk kunnen dienen om de waarheid te verdonkeremanen, te verdraaien of te verminken. Bijvoorbeeld de drogreden van de mutsaard. Een mutsaard is een bos samengebonden takken. De drogreden van de mutsaard is de overtuiging dat veel stukjes bewijsmateriaal, die ieder op zich dubieus of zwak zijn, samengebonden een sterk bewijs opleveren. Na lezing van dit hoofdstuk weet U eindelijk dat spinazie veel ijzer bevat omdat de oorspronkelijke onderzoekers per abuis de komma op de verkeerde plaats hebben gezet, wat een factor 10 in het voordeel van spinazie opleverde en een wereld aan kinderleed tot gevolg had.

In hoofdstuk 3 worden de gevolgen besproken van het medisch stokpaard–bij–uitstek: het diagnosticeren en etiketteren. In de ogen van de medicus een noodzakelijke en logische stap die echter vaak onvoorziene en verstrekkende gevolgen heeft. ‘De meest voorkomende ziekte is volgens het aforisme van Karl Kraus de diagnose.’ Dat patiënten deze eigenaardigheid van hun dokter kunnen waarderen moge blijken uit de neiging om de dokter te bezoeken om ziek te mogen blijven in plaats van weer gezond te worden.

Het hoogtepunt van het ‘vreselijke nee–zeggen’ wordt bereikt in hoofdstuk 4 dat over preventie gaat. Onder het motto ‘Voorkomen is beter dan genezen’ lijken dokters, patiënten en overheid een monsterverbond te hebben gesloten om gezonde mensen gezond te houden met veelvuldig medisch onderzoek. Gezien het buitensporig enthousiasme voor deze vorm van geneeskunde lijkt het niet netjes of opportuun om de negatieve kanten van preventie te vermelden. Relativerende resultaten van onderzoek naar het nut van cholesterolverlaging, de screening op borstkanker, en dergelijke worden liever verzwegen, de positieve aangedikt.

Dat preventie nog meer inhoudt dan het voortdurend en steeds vaker laten screenen van steeds meer lichaamsfuncties en andere parameters blijkt nog uit de conclusie dat ‘preventieve geneeskunde grotendeels vrijgesteld lijkt van ethische overwegingen.’ Hier wordt eindelijk het totale prijskaartje van preventie aan de orde gesteld of, zoals Mencken wordt geciteerd in hoofdstuk 6, ‘Preventieve geneeskunde, de aantasting van de geneeskunde door de moraal’.

Of hoofdstuk 6 over Alternatieve geneeswijzen in dit boek over geneeskunde thuishoort lijkt meer een kwestie van smaak. Als je ze af wilt doen als ‘kwakzalverij’ (met mijn volledige instemming) lijkt dat overbodig. Maar gezien de toenemende stroom ‘verdwaasde en dwalende’ artsen op dit pad lijkt een hoofdstuk in dit boek toch terecht. Het zal geen verbazing wekken, na de vorige ontmythologiserende hoofdstukken, dat er van de alternatieve geneeswijzen geen spaan heel blijft.

De laatste twee korte hoofdstukken ‘Ethiek en geneeskunde’ en ‘Slotakkoord’ geven de filosofie weer van waaruit dit boek geschreven is. Oplossingen aandragen was niet de bedoeling: ‘Het is niet meer dan een bijdrage aan het beperken van een dwaling.’

Nooit las ik een medisch boek met zoveel plezier. De zeer leesbare stijl is hier natuurlijk debet aan. Helder en zeer direct. Er valt al lezende vaak te lachen. (Over elektroacupunctuur: ‘De schoonheid van deze proef bestaat hierin, dat de uitslag nooit normaal kan zijn…’). Dat dit boek door twee artsen werd geschreven is ook troostrijk, waar een andere ‘vreselijke nee–zegger’ (Illich) beweert dat ‘alleen de leek en niet de arts de effectieve macht heeft om in de toekomst een eind te maken aan de iatrogene epidemie.’

De auteurs bevelen hun boeken vooral aan bij de jonge dokters die onderzoek doen en nog niet zijn aangetast door dogma’s. Ik heb de indruk dat die dokters echter meer van dogma’s houden dan van relativerende praatjes en dat een aantal jaren ‘dokteren’ een goede basis vormt voor een blik in eigen boezem.

Icoon

DT-15-3-270.pdf 537.47 KB 366 downloads

Dwalingen en dwaasheden ...