DT-15-4-348.pdf 588.47 KB 465 downloads
Kritisch commentaar op het artikel van Van der Hart en Van der Velden ‘Over het...Hoewel uw blad geschreven wordt voor degenen die in de psychiatrie en psychotherapie werkzaam zijn, dus niet voor ouders die, als gevolg van onoordeelkundig werk van therapeuten, ten onrechte van seksueel misbruik van hun kind(eren) beschuldigd worden – zoals ik – ben ik toch zo vrij op het daarin opgenomen artikel van de heren Van der Hart en Van der Velden commentaar te leveren.
Geschokt ben ik door de uitspraak van de auteurs op pagina 189: ‘Blijkt de patiënt in werkelijkheid niet misbruikt of mishandeld te zijn, dan heeft de therapeut een kleine fout gemaakt door haar te vertrouwen.’ Deze kwalificatie bagatelliseert de zaak. Immers als therapeuten, uit geestdrift om onrecht uit de wereld te helpen, verzuimen na te denken (woorden van de auteurs op p. 172) òf uit vooringenomenheid bij de behandeling van misbruik uitgaan, zijn zij daardoor schuldig aan het niet te beschrijven leed van hun patiënt, het leed dat hun patiënt door haar beschuldiging veroorzaakt in de familiekring èn het leed dat de patiënt nog moet ondergaan als doordringt dat de ‘herinnering’ onwaar was.
De auteurs geven een serie aanbevelingen voor de behandelende therapeuten. Waar blijven echter de aanbevelingen voor ‘controle’ van de beroepsgroep op de kwaliteit van de hulpverlening? Dient niet in specifieke gevallen vroegtijdig overleg met anderen verplicht te worden gesteld, om te voorkomen dat ongegronde vermoedens van de therapeut leiden tot een behandeling met desastreuze gevolgen?
De manier waarop de FMSF (p. 171–172) wordt belicht is tendentieus. Aangenomen mag toch worden dat onder de vijftienduizend personen die zich bij FMSF hebben aangemeld velen werkelijk met onjuiste beschuldigingen te maken hebben. De getallen in de vele onderzoeken waarop de auteurs zich beroepen, steken tegen het getal vijftienduizend schril af, zelfs als er van ‘overrapportage’ sprake zou zijn.
Ik mis in het artikel ook voorstellen voor hulpverlening aan de groep ten onrechte beschuldigden, al was het maar het noemen van de in Nederland hiervoor opgerichte ‘Werkgroep Onware Incest Herinneringen’.
Het feit dat incest in Nederland voorkomt, is onweerlegbaar en wordt ook door mij zeer betreurd. De hulpverlening aan slachtoffers daarvan vereist de grootste zorg. Door verblinding worden echter nog meer slachtoffers gemaakt.