Jaargang 26 (2006)
Nummer: 04
Artikel: 358

Icoon

DT-26-04-358.pdf 539.76 KB 239 downloads

Misverstanden en mythes ...

Het misverstand

Kan een slachtoffer van een traumatische jeugdgebeurtenis, zoals seksueel misbruik, zo’n ervaring vergeten en het zich geruime tijd later weer gaan herinneren? Deze kwestie gaf aanleiding tot een van de hardnekkigste controverses in de psychologie en psychiatrie. Omdat het debat over dit onderwerp de neiging had te polariseren en soms uit de hand liep, wordt het ook wel aangeduid als de memory wars (zie bijvoorbeeld Schacter, 1995). In dit debat beweerden verschillende klinische onderzoekers dat amnesie voor traumatische gebeurtenissen en het daaropvolgende hervinden van traumatische herinneringen overtuigend zijn aangetoond in klinische groepen (Brown, Scheflin, & Hammond, 1998).

Het onderzoek

Er bestaat echter weinig empirisch bewijs voor verdrongen en teruggevonden herinneringen. Sceptici beweren bovendien dat herinneringen vatbaar zijn voor een heel scala aan vervormingen en dat therapeutische interventies zoals hypnose, droominterpretatie en imaginatie – bedoeld om herinneringen aan seksueel kindermisbruik terug te vinden – ongewild dit soort vervormingen kunnen creëren (McNally, 2003). Als die vervormingen omvangrijk genoeg zijn, spreken we van pseudoherinneringen.

Recentelijk onderzoek heeft aangetoond dat er twee typen van zogenaamde teruggevonden herinneringen zijn. Aan de ene kant zijn er traumaherinneringen die worden teruggevonden tijdens therapie. Meestal gaat het om cliënten die een verklaring voor hun huidige klachten en symptomen zoeken in de vroege jeugdjaren. Het terugvinden van seksueel misbruik gebeurt veelal geleidelijk, vaak aangemoedigd door een sturende en suggestieve werkwijze van de therapeut. Recent onderzoek heeft bovendien laten zien dat zulke personen gemakkelijk pseudoherinneringen ontwikkelen in het laboratorium (Geraerts, Smeets, Jelicic, Van Heerden, & Merckelbach, 2005).

Anderzijds zijn er traumaherinneringen die spontaan worden teruggevonden. Deze herinneringen gaan gepaard met consternatie en verrassing. Schooler, Ambadar en Bendiksen (1997) menen dat aan dit soort gevallen een forgot-it-all-along (FIA)-effect ten grondslag ligt. Dat houdt in dat het slachtoffer zijn of haar eerdere herinneringen aan bijvoorbeeld kindermisbruik lange tijd over het hoofd ziet. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren, doordat het slachtoffer zich pas later realiseert dat er sprake was van misbruik. Dat leidt tot een nieuwe interpretatie, maar niet tot nieuwe of teruggevonden herinneringen in de strikte zin des woords. Als dat gebeurt, dan overschat het slachtoffer de mate waarin z’n traumatische ervaringen zijn vergeten. Recentelijk werd aangetoond dat personen met spontaan teruggevonden herinneringen ook in het laboratorium extra vatbaar zijn voor dit FIA-effect (Geraerts et al., in druk).

Conclusie

Een begrip als verdringing is niet nodig om beide typen van teruggevonden herinneringen te verklaren. Herinneringen die teruggevonden zijn tijdens suggestieve therapie zullen eerder fictief zijn en er is dan geen sprake van een voorafgaande periode van verdringing. Spontaan teruggevonden herinneringen zullen eerder verwijzen naar echte gebeurtenissen waarvoor de vergeetperiode drastisch werd overschat. Ook dan is er geen sprake van verdringing, maar maken mensen enkel een verkeerde inschatting over de toegankelijkheid van deze herinneringen in het verleden.

Voor de klinische praktijk is het van belang om suggestieve technieken bedoeld om ‘weggedrukte’ herinneringen op te halen, ten sterkste te ontmoedigen. Zulke technieken kunnen immers herinneringen aan fictieve trauma’s creëren bij patiënten die op zoek zijn naar een verklaring voor huidige problemen.

Referenties

Brown, D., Scheflin, A.W., & Hammond, D.C. (1998). Memory, trauma treatment, and the law. New York: Norton.

Geraerts, E., Arnold, M.M., Lindsay, D.S., Merckelbach, H., Jelicic, M., & Hauer, B. (in druk). Forgetting of prior remembering in people reporting recovered memories of childhood sexual abuse. Psychological Science.

Geraerts, E., Smeets, E., Jelicic, M., Heerden, J. van, & Merckelbach, H. (2005). Fantasy proneness, but not self-reported trauma is related to DRM performance of women reporting recovered memories of childhood sexual abuse. Consciousness & Cognition, 14, 602-612.

McNally, R.J. (2003). Remembering trauma. Cambridge, MA: Belknap Press/Harvard University Press.

Schacter, D.L. (1995). Memory wars. Scientific American, 272, 135-139.

Schooler, J.W., Ambadar, Z., & Bendiksen, M.A. (1997). A cognitive corroborative case study approach for investigating discovered memories of sexual abuse. In: J.D. Read & D.S. Lindsay (Eds.), Recollections of trauma: Scientific research and clinical practices (pp. 379-388). New York: Plenum.

Icoon

DT-26-04-358.pdf 539.76 KB 239 downloads

Misverstanden en mythes ...