Welkom bij het tweede nummer van 2007.
Het is een ietwat vreemd nummer dat nu voor u ligt; twee reguliere artikelen, twee notities uit de praktijk, een misverstand en twee recensies.
We beginnen met de ‘gewone’ artikelen. Die zijn helemaal niet zo gewoon. Het eerste is bijvoorbeeld ongewoon groot, qua hoeveelheid pagina’s. Niettemin zijn we zo brutaal om het voorop te zetten. Het betreft een artikel van Alfred Lange en zes andere auteurs en beschrijft het protocol voor een directieve cognitieve gedragstherapie via het internet, voor paniekklachten. Het blijft niet bij het protocol van de behandeling. Het artikel geeft ook de opzet en de resultaten van een gerandomiseerd onderzoek waarbij een behandelde groep wordt vergeleken met een wachtlijstcontrolegroep. De resultaten zien er goed uit, waarbij opvallend is dat er zo weinig cliënten de behandeling voortijdig verlaten.
Het tweede artikel blaast de ‘h’ van ons blad weer leven in. Het gaat over hypnose.
Gérard Näring en Kees Hoogduin beschrijven hun bewerking van de Stanford Hypnotic Susceptibility Scale-versie C (SHSS-C). Het gaat hier om de Nederlandse bewerking van het internationaal meest gebruikte instrument om de mate van hypnotische suggestibiliteit vast te stellen. Het instrument zelf wordt kort beschreven, terwijl de auteurs veel aandacht schenken aan de toetsing van de psychometrische veronderstellingen van het instrument. Dat is pittige kost. Niet iets voor laat op de avond. Het lijkt iets dat alleen interessant is voor de hypnoseadepten onder u, maar vergeet niet, dat de mate van hypnotiseerbaarheid is gerelateerd aan de mate van suggestibiliteit in het algemeen. Ook wat betreft suggesties van de niet-hypnotherapeut. Altijd handig om te weten hoe het bij uw cliënten zit.
Johan Vanderlinden en Marc Van Bellinghen rapporteren een dramatische casus. Het gaat over een vrouw die in haar woning werd overvallen, vastgebonden, urenlang bedreigd en ten slotte verkracht. De auteurs denken na over wat EMDR aan de genezing heeft bijgedragen. Ons inziens interessanter zijn hun gedachten over de rol van de politie en justitie, die tot gevolg had dat de cliënte na een snelle verbetering in haar psychische toestand sterk terugviel.
Dominik Sieh en Alfred Lange beschrijven de ervaringen van de eerste auteur met een door de tweede auteur uitgevoerde imaginaire exposure. Deze was eenmalig en speelde zich af binnen een cursus directieve relatie- en gezinstherapie, waar de eerste auteur als student aan deelnam. De exposure had betrekking op zijn jeugd, toen hij door zijn oudere broer en zuster stelselmatig werd gepest en vernederd zonder dat zijn ouders ingrepen. Het artikel gaat in op de rol van de medecursisten, de poging om het ‘script’ te herschrijven en de acties die de eerste auteur later ondernam.
Wencke de Wildt beschrijft een misverstand. Verslaafden die ook nog lijden aan angststoornissen of depressieve stoornissen zouden gebaat zijn bij een gecombineerde behandeling. Tegelijk met het behandelen van de verslaving zouden de depressie of angsten moeten worden behandeld. Niet dus. Althans, het leidt niet tot minder terugval. Oordeelt u zelf over de bewijsvoering.
We eindigen met twee recensies. Martin Appelo geeft zijn oordeel over een uit het Engels vertaald boek over Acceptance and Commitment Therapy. (Kunt u er ook zo slecht tegen dat tegenwoordig achter elk techniekje of principe het woord ‘therapy’ wordt geplaatst? Een wel zeer goedkope marketingstrategie.) De andere recensie heeft betrekking op een boek van Colin van der Heiden et al., en is gerecenseerd door Hanneke Buis. Het gaat over ‘metacognitieve therapie’ bij gegeneraliseerde angst.