Welkom bij het laatste nummer van 2007.
Het is niet onze gewoonte eigen bijdragen vooraan te zetten. Deze keer is er echter een goede reden. Medeoprichter van Dth en vóórloper van de directieve beweging, Richard van Dyck, is met pensioen gegaan en heeft op zíjn manier afscheid genomen van zijn functie als hoogleraar psychiatrie aan de Vrije Universiteit. Dit wil zeggen dat hij enkele taken heeft neergelegd, maar er nog vele blijft vervullen. Kees Hoogduin en Alfred Lange hebben gezamenlijk een hoofdstuk in het voor hem gemaakte Liber Amicorum geschreven, daarmee beginnen we dit nummer. Het geeft de lezer niet alleen inzicht in de persoon van de jubilaris, maar ook in de totstandkoming van de directieve therapie in Nederland.
Anneke Goudriaan schreef een prachtig proefschrift over pathologisch gokken, waarop zij cum laude promoveerde. Zij schreef voor Dth een artikel over de classificatie, de prevalentie, de screening, de etiologie, en de neurobiologische factoren van pathologisch gokken. Over de behandeling is zij wat summier. Het is wel opvallend dat er weinig verschil in effectiviteit blijkt tussen cognitieve gedragstherapie en farmacotherapie. Misschien ontbreekt er in de ‘cgt’ wel het nodige vleugje directieve therapie.
Torticollis was totnogtoe het terrein van onze Kees Hoogduin. Michel Reinders (uit zijn stal) en Hans Speelman treden in zijn voetsporen. Zij beschrijven het beeld en de lijdensdruk van de ‘mensen met scheefgroei’, bepleiten cognitieve gedragstherapie als een manier om de pijn te verlichten, wat weer invloed heeft op de ernst van de fysieke symptomen en illustreren een en ander aan de hand van een gevalsbeschrijving.
Bart Bronckaers en een aantal Belgische collega’s onderzochten bijna 300 vrouwelijke eetstoornispatiënten van de St. Jozef Kliniek in Kortenberg. Uit de grote hoeveelheid gegevens komt naar voren dat er een sterk verband is tussen belastende ervaringen in het verleden en verschillende componenten van de eetstoornis. In vergelijking met bulimia en met gemengde anorexia is dit het minst duidelijk bij restrictieve vormen van anorexia.
Joop Wolff is een volhouder. Acht jaar geleden beschreef hij in Dth de behandeling van een echtpaar waarvan de vrouw zich extreem afhankelijk opstelde. In de geest van de tijd had zijn behandeling toen een nogal paradoxale inslag. De vrouw kreeg een paar weken volstrekte bedrust aangezegd. Daarvan knapte het echtpaar op. Huilbuien bleven uit, de vrouw werd weer actief en de dreigende opname bleek niet nodig. Wolff zocht het echtpaar opnieuw op. Helaas, het is wel een tijdje goed gegaan, maar inmiddels is mevrouw weer volledig teruggevallen. Een hoop stof om over na te denken.
De rubriek Misverstanden floreert. We hebben er maar liefst vier, alle over traumata: een soort special issue. De eerste drie zijn van Muriel Hagenaars en Agnes van Minnen. Dissociërende PTSS-patiënten kunnen wel degelijk met exposure worden behandeld. Dezelfde auteurs maken vervolgens korte metten met het idee dat als je tijdens een traumatische gebeurtenis dissocieert, de kans op PTSS groter wordt. Ook het omgekeerde blijkt niet waar. Een dissociatieve stoornis hoeft volgens hen niet te worden veroorzaakt door traumatische gebeurtenissen in het verleden. Of het nog niet genoeg is, komt Dirk De Wachter er nog eens overheen met de bevindingen uit zijn eigen dissertatie. Ook daar blijkt dat de wijdverbreide gedachte dat het vooral traumata zijn die ten grondslag liggen aan dissociatieve stoornissen, niet bevestigd. Dagelijkse stress is een belangrijkere factor.