Onlangs schreef een gewaardeerde collega een prachtig verhaal in een damesblad. Ze beschreef hoe een achtjarig meisje gedragsproblemen ontwikkelde na de scheiding van haar ouders. Het meisje zat tegenover de therapeut en zweeg en zweeg. Na veel moeite opende het meisje zich en liet zien hoe verscheurd ze zich voelde in een loyaliteitsconflict tussen beide ouders. Daarna sloot ze zich weer als een oester. De lezer kreeg een doorkijkje in een aangrijpend menselijk drama zoals we dat dagelijks zien in de spreekkamer van de psycholoog. Het was een mooi inkijkje in ons vak.
Of niet soms? Ik heb twijfels. Moeten we ons vak op deze manier presenteren? Is het beschrijven van een dergelijk ontroerende situatie de juiste marketingstrategie voor hedendaagse psychologen? Het verhaal heeft een hoog wollensokkengehalte en doet het goed in damesbladen en bij fans van zielenroerselen. Hoe dieper de roerselen, hoe mooier. Voorstanders van psychotherapie vinden het prachtig. Sceptici raken niet overtuigd.
Eerlijk gezegd ben ik geen haar beter en presenteer ik mijn vak al jaren met een wolligheid die het goed doet bij middelbare dames van goede komaf. Op feesten en partijen bejubel ik het vak van psycholoog: ‘Het is toch prachtig om dagelijks bezig te zijn om de medemens gelukkiger te maken’ en meer van die kreten waarbij je sceptici hoort denken: ‘O God, daar heb je er weer zo eentje.’
Geluk is helaas niet te koop. De cynische versie van deze uitspraak betekent dat geluk geen economische waarde heeft. Geluk is zonder waarde. Daarmee koop je geen brood. Welzijn en kwaliteit van leven vormen geen argument om de ggz ruim baan te geven. Een te groot percentage van de beleidsmakers vindt de ggz te duur en denkt dat er te veel tutteltherapie bedreven wordt. Vooroordelen over de ggz tieren welig. Met een beetje burenhulp zou veel hulpverlening overbodig zijn. Stel u voor: uw psychotische buurman denkt dat u hem vergiftigt door gas door zijn muur te spuiten en ligt met een mes achter de voordeur. Ik zou zeggen: niet bang zijn, gewoon aanbellen en vragen of u een halfje wit voor hem mee kunt nemen van de supermarkt. Sla een arm om hem heen of doe hem een gasmasker cadeau. Daarna zal hij zich vast beter voelen. Zo werkt het natuurlijk niet. Hulpverlening is een vak voor professionals. Cliënten hebben ernstige problemen en komen juist bij de hulpverlening terecht omdat de buren geen raad meer weten met de ellende.
Als we de sceptici willen overtuigen van het nut van psychotherapie, moeten we stoppen met wolligheid en onze marketingstrategie veranderen. Wat mij betreft kunnen de volgende kreten in het vuilnisvat: ‘medeleven’, ‘kwaliteit van leven’ en ‘menselijk geluk’. Ook taboe zijn: ‘menselijk contact’, ‘steun’ en ‘warmte’. Medisch specialisten scheppen toch ook niet op over hun vak door te beweren dat ze ‘een fijn gesprek’ hebben gehad met hun patiënt?
We leven in een tijd van financiën en rendement. Therapie moet iets opleveren, niet alleen voor de cliënt, maar ook voor de maatschappij. Het moet schelen in de portemonnee van de buurman. Het moet iets opleveren dat uit te drukken is in euro’s. Dat is de nieuwe marketingstrategie: twee halen, één betalen. Minder premie voor meer resultaat.
Inmiddels heb ik mijn verhaal voor feesten en partijen aangepast. Ik praat niet meer over hoe mooi het is om dagelijks bezig te kunnen zijn met het geluk van de medemens. Als iemand informeert naar mijn beroep, ontspint zich de volgende conversatie:
‘Wat doet u voor werk?’
‘Ik zorg ervoor dat u zo min mogelijk belastingen en premies hoeft te betalen.’
‘O, u bent belastingadviseur.’
‘Nee, psycholoog.’
Daarna vertel ik een casus over een cliënte die bij aanvang van de therapie meerdere malen per maand suïcidepogingen deed. Na een professionele therapie is cliënte klachtenvrij en leeft een rustig bestaan. Vervolgens reken ik voor hoeveel de onbehandelde cliënte kost aan ambulancevervoer, eerste hulp, ziekenhuisopnames en ziekteverzuim van echtgenoot. Daar trek ik het schamele loon van een psycholoog van af (een beetje zielig kijken bij dit stukje) en roep: ‘Tel uit je winst’ en: ‘Nog een paar van die therapieën en de verzekeringspremie kan omlaag.’
Graag wil ik alle collega’s oproepen om een paar voorbeelden te bedenken waaruit blijkt hoe nuttig psychotherapie is voor de portemonnee van de buurman. Maak wat rekensommen waaruit blijkt hoeveel geld het scheelt als een cliënt bij u in behandeling is geweest. Vertel die verhalen op feesten en partijen. Vertel het aan politici op wie u stemt. Schrijf er desnoods over in damesbladen.
Hopelijk ter inspiratie nog een voorbeeld: een cliënt lijdt aan het syndroom van Zeer Kort Lontje. Als u hem op straat tegenkomt en hem per ongeluk met uw auto snijdt, dan racet hij u achterna, rijdt u klem en sleurt u uit de auto. Vroeger deed hij aan kickboksen. De gevolgen laten zich raden. Reken eens uit wat dat kost: politie-inzet, ambulancevervoer, dokters- en ziekenhuiskosten, ziekteverzuim en materiële schade zoals brillen die van de neus geslagen worden en autoruiten die kennismaken met een honkbalknuppel. Na afloop van wederom een professionele therapie, rijdt de cliënt (in zijn woorden) ‘als een oude oma’ door het verkeer en geeft zelfs voorrang aan mensen die geen voorrang hebben.
Ik verheug me al op de volgende gelegenheid waarbij iemand vraagt wat voor werk ik doe.
‘Wat doet u voor werk?’
‘Ik zorg ervoor dat u op straat niet in elkaar geslagen wordt.’
‘U werkt bij de politie?’
‘Nee, ik ben psycholoog.’