Jaargang 35 (2015)
Nummer: 3
Artikel: 4

Icoon

DT-35-3-4.pdf 490.87 KB 312 downloads

Het programma in de knel ...

Per jaar maken in Nederland ongeveer zeventigduizend kinderen de (echt)scheiding van hun ouders mee (van Lawick, 2012). Een scheiding is een ingrijpende gebeurtenis voor alle gezinsleden. Meestal vinden de ouders, soms na een periode van strijd, een nieuw evenwicht, waarna zij de zorg voor hun kinderen delen, en hun de aandacht en zorg geven die zij nodig hebben. Een minderheid van de scheidingen verloopt echter zeer problematisch. Deze zogenoemde ‘vechtscheidingen’ (in de Angelsaksische literatuur high-conflict divorces genoemd) zijn echtscheidingen waarbij ouders ook jaren na de scheiding nog in een hevige strijd verwikkeld zijn. De conflicten nemen niet af, maar blijven escaleren (Litvack, 2007). De schatting is dat ongeveer 20% van alle scheidingen tot deze categorie behoort.

Vechtscheidingen zijn een groeiend maatschappelijk probleem. Verschillende ontwikkelingen spelen hierbij een rol. Zo is in 1998 de echtscheidingswetgeving gewijzigd, en werd gemeenschappelijk ouderlijk gezag de norm. Ondanks goede bedoelingen pakt deze wetswijziging in de praktijk lang niet altijd kindvriendelijk uit, omdat een al aanwezige strijd tussen de ouders erdoor kan verergeren. Zij moeten bij gedeeld gezag immers continu over de kinderen blijven overleggen (Spruijt & Kormos, 2010). In 2009 kwam daar nog het verplichte ouderschapsplan bij, waardoor ouders pas mogen scheiden als er een gezamenlijk opgesteld ouderschapsplan is overeengekomen. Ook de invoering van dit ouderschapsplan heeft niet geleid tot een afname van het aantal vechtscheidingen (Tomassen-van der Lans, 2015).

Professionals in het Kinder- en Jeugdtraumacentrum en het Lorentzhuis in Haarlem kregen ook te maken met gezinnen in een vechtscheiding. Men merkte dat het bestaande behandelaanbod bij deze doelgroep niet werkte. Zo ontstond het idee om gezamenlijk het programma Kinderen uit de Knel te ontwikkelen, dat in het boek met de titel Kinderen uit de knel: Een interventie voor gezinnen verwikkeld in een vechtscheiding door Justine van Lawick en Margreet Visser (2014) beschreven wordt. Het betreft een programma van acht sessies met een parallelle ouder- en kindergroep. Het doel van het programma is de ouders bewust te maken van hun gedrag middels psycho-educatie over stress en escalerende conflicten, en door rollenspel en gesprekken. Door op kleine stoeltjes te zitten terwijl twee andere ouders in de groep ruzie maken, moeten de ouders soms letterlijk de positie van hun kind innemen. In een van de ouders afgescheiden ruimte krijgen de kinderen tijdens hun groepssessies de gelegenheid hun gevoelens over de vechtscheiding van hun ouders te verbeelden met behulp van verschillende beeldende technieken (denk aan tekenen, theater, muziek, video), wat uiteindelijk in sessie 8 uitmondt in een presentatie voor de ouders. De kernboodschap aan de ouders is: jullie moeten je gedrag veranderen, want blijven vechten is schadelijk voor ons (jullie kinderen). Dit wordt op een oplossingsgerichte, niet-veroordelende manier verhelderd. De boodschap aan de kinderen is: jullie mogen je gevoelens over je vechtende ouders hier kwijt; zij (jullie ouders) moeten hun gedrag veranderen.

Op zich klinkt dit allemaal heel logisch. De auteurs zijn enthousiast, hebben inmiddels een groot aantal groepen gedraaid en trainen andere professionals in de methodiek. De effectiviteit van de aanpak wordt nog onderzocht door medewerkers van de Vrije Universiteit, dus daarover zijn nog geen ‘cijfers’ bekend. Ik hoop natuurlijk met de ontwikkelaars van Kinderen uit de Knel dat deze aanpak werkt, maar ik ben er niet gerust op. Ik ben zelfs bezorgd dat de aanpak voor sommige gezinnen en kinderen averechts zou kunnen werken. Ik zal uitleggen waarom, aan de hand van wetenschappelijk onderzoek over vechtscheidingsgezinnen. Daaruit blijkt namelijk dat in circa 50% van deze gezinnen sprake is van een voorgeschiedenis van huiselijk geweld (Hardesty & Chung, 2006; Stover, 2013).

De auteurs besteden bij de intake van de ouders relatief beperkt aandacht aan geweld in de partnerrelatie en aan kindermishandeling. De auteurs zijn sowieso wars van gestructureerde diagnostiek en risicotaxatie-instrumenten (p.53), en vinden dat een inschatting van de veiligheid in een gezin kan worden gemaakt ‘op een systemische en narratieve wijze, in dialoog met de gezinsleden’ (p.53). Zij gaan er expliciet van uit dat beschuldigingen van kindermishandeling in het kader van een vechtscheiding vals zijn, en omarmen het inmiddels door de empirie volledig achterhaalde concept van het ‘ouderverstotingssyndroom’ (parental alienation syndrome). Ze schrijven: ‘Je kunt bij vechtscheidende ouders spreken van een “oudervervreemdings- of oudersverstotingssyndroom”. Zij vervreemden zich van de andere ouder met wie zij wel samen kinderen hebben gekregen, zij verstoten de andere ouder en demoniseren deze’ (p.33, cursivering in origineel).

Veel professionals die met echtscheidingsgezinnen te maken hebben, opereren vanuit de overtuiging dat met name scheidende moeders valse of overdreven beschuldigingen van huiselijk geweld aan het adres van hun partner uiten (Austin & Drozd, 2012; Slote et al., 2005). Onderzoek weerspreekt deze overtuiging. In een Canadese studie werd gevonden dat intentioneel valse beschuldigingen in vechtscheidingszaken zeldzaam zijn (Trocmé & Bala, 2005). Uit Noord-Amerikaanse literatuur blijkt dat kinderbeschermingsorganisaties, gedragskundigen en familierechters meldingen van huiselijk geweld en kindermishandeling bagatelliseren of negeren, en vaak weigeren deze meldingen serieus te onderzoeken (Kernic, Monary-Ernsdorff, Koepsell, & Holt, 2005; Morrill, Dai, Dunn, Sung & Smith, 2005; Slote et al., 2005). Er is alle reden om ervan uit te gaan dat dit ook in Nederland het geval is. De Kinderombudsman (2013) concludeerde bijvoorbeeld in zijn onderzoeksrapport Is de zorg gegrond? dat jeugdbeschermingsinstanties, zoals Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming, onvoldoende aan feitenonderzoek doen, waardoor besluiten over omgangsregelingen en uithuisplaatsing onvoldoende onderbouwd genomen worden. De sterke gerichtheid op gezamenlijk ouderlijk gezag en co-ouderschap maakt dat professionals voorbijgaan aan veiligheidsaspecten. In Noord-Amerika heeft onderzoek aangetoond dat deze vooringenomenheid er soms toe leidt dat de ouder die gewelddadig is geweest gedurende de relatie het ouderlijk gezag krijgt (Davis, O’Sullivan, Susser, & Fields, 2010; Johnston, Lee, Oleson, & Walters, 2005; Morrill et al., 2005). Smits (2015) betoogt in haar recente dissertatie dat de belangen van het kind, inclusief de veiligheid, bij problematische echtscheidingen ook door de wetgever onvoldoende gewaarborgd zijn.

De groep ouders die in aanmerking komt voor Kinderen uit de Knel heeft al een langdurig traject van procederen achter de rug, vaak ook met betrokkenheid van jeugdzorg en kinderbescherming. De ouders zijn verplicht om tijdens de behandeling hun juridische strijd te staken, omdat die volgens de auteurs interfereert met de behandeling. In de periode voordat de ouders uiteindelijk bij Kinderen uit de Knel terechtkomen, is het diagnostisch onderzoek niet of nauwelijks gericht geweest op geweld in het gezin, terwijl dit gezien de hoge prevalentie (50%) van geweld in deze gezinnen wel aangewezen is. Als de kans op een ernstige ziekte bij aanwezigheid van een bepaald symptoom 50% is, zal een arts nader diagnostisch onderzoek naar de mogelijke aanwezigheid van die ziekte doen en daar de therapie op aanpassen; bij vechtscheidingen, toch mogelijk een symptoom van ernstige pathologie bij de ouders, wordt dit niet of onvoldoende gedaan.

Door de dominantie van het co-ouderschapparadigma in de hoofden van professionals krijgt het kind geen ruimte voor een eigen inbreng. Alle kinderen in de groepen van Kinderen uit de Knel zeggen volgens de auteurs dat ze lijden onder de ruzies van hun ouders. Maar zijn zij daadwerkelijk gehoord in de loop van de echtscheidingsprocedure? Vooral wanneer een kind spontaan aangeeft niet naar een bepaalde ouder te willen, is nader onderzoek naar de achtergrond van deze weigering noodzakelijk. Dalton, Carbon, en Olesen (2003) wijzen er terecht op dat gerechtelijke procedures legio mogelijkheden bieden aan mishandelende partners om de andere partner zwart te maken, te controleren en angst aan te jagen. Ook professionals, inclusief rechters, blijken gemakkelijk overtuigd te raken van hun goede bedoelingen en denken vaak dat de mishandelende partners goede ouders zijn.

Het streven van de ontwikkelaars van Kinderen uit de Knel is behartenswaardig: het helpen van gezinnen die zijn vastgelopen in een vechtscheiding. Wetenschappelijk onderzoek laat echter zien dat er in vechtscheidingsgezinnen vaak meer aan de hand is dan alleen kinderen die knel zitten tussen ruziënde ouders. De auteurs krijgen de vechtscheidende ouders meestal in hun spreekkamer na een jarenlange juridische strijd, die mede is aangewakkerd door een gebrek aan kennis over vechtscheidingen bij de jeugdzorgorganisaties, die vanaf het begin bij deze gezinnen betrokken zijn. De risico’s van hun aanpak, in het bijzonder het risico van onvoldoende onderzoek naar mogelijk geweld binnen het vechtscheidingsgezin, worden door de auteurs niet onderkend. Mijn verwachting is dat Kinderen uit de Knel in zijn huidige vorm maar zeer beperkt effectief is bij vechtscheidingsgezinnen, zoals al is aangetoond voor psycho-educatie over scheiden en voor mediatie (Dalton et al., 2003). Gebruikmaken van de recente wetenschappelijke kennis over vechtscheidingsgezinnen en leren van de best practices uit het buitenland lijken mij effectiever. Maar misschien heb ik ongelijk; dat zal het wetenschappelijk onderzoek naar Kinderen uit de Knel, en in het bijzonder de langetermijngevolgen voor de ontwikkeling van de betrokken kinderen, moeten uitwijzen.

Referenties

Austin, W.G., & Drozd, L.M. (2012). Intimate partner violence and child custody evaluation, part I: Theoretical framework, forensic model, and assessment issues. Journal of Child Custody, 9, 250-309. doi: 10.1080/15379418.2012.749717

Dalton, C., Carbon, S., & Olesen, N. (2003). High conflict divorce, violence, and abuse: Implications for custody and visitation decisions. Juvenile and Family Court Journal, 54, 11-34.

Davis, M.S., O’Sullivan, C.S., Susser, K., & Fields, M.D. (2010). Custody evaluations when there are allegations of domestic violence: Practices, beliefs and recommendations of professional evaluators. Final report submitted to the National Institute of Justice. Retrieved from https://www.ncjrs.gov/pdffiles1/nij/grants/234465.pdf

Hardesty, J.L., & Chung, G.H. (2006). Intimate partner violence, parental divorce, and child custody: Directions for intervention and future research. Family Relations, 55, 200-210. doi: 10.1111/j.1741-3729.2006.00370.x

Johnston, J.R., Lee, S., Oleson, N.W., & Walters, M.G. (2005). Allegations and substantiations of abuse in custody-disputing families. Family Court Review, 43, 283-294. doi: 10.1111/j.1744-1617.2005.00029.x

Kernic, M.A., Monary-Ernsdorff, D.J., Koepsell, J.K., & Holt, V.L. (2005). Children in the crossfire: Child custody determinations among couples with a history of intimate partner violence. Violence Against Women, 11, 991-1021. doi:10.1177/1077801205278042

Kinderombudsman (2013). Is de zorg gegrond? Analyse van het feitenonderzoek aan de basis van ingrijpende jeugdzorgbeslissingen. Retrieved from http://www.dekinderombudsman.nl/ul/cms/fck-uploaded/2013.KOM008Isdezorggegrond.pdf

Litvack, A. (2007). Best practices with families experiencing high-conflict separation and divorce. Toronto, Canada: Jewish Family and Child with the High Conflict Forum.

Morrill, A.C., Dai, J., Dunn, S., Sung, I., & Smith, K. (2005). Child custody and visitation decisions when the father has perpetrated violence against the mother. Violence Against Women, 11, 1076-1107. doi: 10.1177/1077801205278046

Slote, K.Y., Cuthbert, C., Mesh, C.J., Driggers, M.G., Bancroft, L., & Silverman, J.G. (2005). Battered mothers speak out: Participatory human rights documentation as a model for research and activism in the United States. Violence Against Women, 11, 1367-1395. doi: 10.1177/1077801205280270

Smits, V. (2015). Participatie van het kind bij het ouderschapsplan. Proefschrift Tilburg University. Apeldoorn: Maklu-uitgevers.

Spruijt, E., & Kormos, H. (2010). Handboek scheiden en de kinderen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Stover, C.S. (2013). Commentary: Factors predicting family court decisions in high-conflict divorce. Journal of the American Academy of Psychiatry and the Law, 41, 219-223.

Tomassen-van der Lans, M. (2015). Verplicht ouderschapsplan bij scheiding weinig effectief (Proefschrift). Amsterdam: Vrije Universiteit.

Trocmé, N., & Bala, N. (2005). False allegations of abuse and neglect when parents separate. Child Abuse & Neglect, 29, 1333-1345.

van Lawick, J. (2012). Vechtscheidende ouders en hun kinderen. Systeemtherapie, 24, 129-150.

van Lawick, J., & Visser, M. (2014). Kinderen uit de knel: Een interventie voor gezinnen verwikkeld in een vechtscheiding. Amsterdam: Uitgeverij SWP.

Icoon

DT-35-3-4.pdf 490.87 KB 312 downloads

Het programma in de knel ...