Recensies richten zich op potentiële lezers. Deze potentiële lezers hebben een titel gezien, of van een nieuw boek gehoord, en vragen zich of of het wat voor hen is. Bij het vinden van een antwoord op deze vraag kan een recensie behulpzaam zijn. Dit geldt ook voor boeken die gaan over het brein, een populair thema, waarover de afgelopen jaren veel boeken zijn verschenen. Deze recensie gaat over het boek van Betsy van de Grift met als titel Jongensbrein/Meisjesbrein. Het is een boek waarin het onderwerp genderverschillen bij jonge kinderen tot 7 jaar wordt uitgediept. Het boek is specifiek gericht op werkenden in het basisonderwijs en de kinderopvang. Maar is het ook geschikt of interessant voor medewerkers in de gezondheidszorg?
Opbouw
Het boek is opgebouwd uit drie delen. In het eerste deel, Theorie genderverschillen, worden verklaringen gezocht worden voor het gedrag van jonge kinderen in het algemeen. Die verklaringen worden gezocht in de omgeving buiten het kind: hoe beïnvloeden cultuur, gezin, kinderopvang en onderwijsvoorzieningen kinderen in hun ontwikkeling? Daarnaast worden verklaringen gezocht in de omgeving binnen het kind. Daarin komen de invloed van breinontwikkeling, verschillen in leerstijl, de verhouding tussen aanleg en temperament, en sekse versus genderontwikkeling aan bod.
In het tweede deel, Genderstrategieën, worden 21 aanpakken in de praktijk van de kinderopvangvoorzieningen en het onderwijs beschreven die rekening houden met genderverschillen. De aanpakken worden beschreven in de vorm van activiteiten. Hoe moet bijvoorbeeld een klaslokaal ingedeeld worden om voldoende ruimte te creëren voor het stoeigedrag van jongens? Hoe kan men kinderen gepast gedragscorrecties geven? Daarmee hebben de tips geen therapeutische waarde en zijn ze niet toepasbaar in de praktijk van de directieve therapie.
Het derde deel van het boek, Het kleuterjongetje, is een kort essay, waarin vooral de theorie uit het eerste deel wordt herhaald. Vervolgens wordt in enkele zinnen bepleit dat jongekindvoorzieningen en kleuteronderwijs zich meer zouden moeten verdiepen in de ontwikkelingsbehoeften van jonge jongetjes. Het pleidooi is niet gericht op de therapeutische praktijk.
Persoonlijke reflectie
Het boek bundelt de belangrijkste conclusies op het gebied van genderverschillen van schrijvers als Martine Delfos, Rita Kohnstamm, Dick Swaab en Lise Eliot. Onderzoeksfeiten en statistische verbanden uit onderzoek worden weergegeven zonder de wetenschappelijke context van de onderzoeksresultaten. Het boek blijft hangen in inleidende informatie en komt niet echt op gang. Ik zie geen meerwaarde van dit boek voor directieve therapeuten of cognitief gedragstherapeuten, ook niet wanneer zij met jonge kinderen werken. De kennis in het boek is erg basaal en het boek is overduidelijk geschreven voor een andere doelgroep, namelijk voor medewerkers in de kinderopvang en het kleuteronderwijs. Dat u het maar weet. Ik hoop dat deze recensie behulpzaam is geweest voor wie door de titel van het boek werd aangetrokken.